Vind vandaag, naar aanleiding van jouw aanwijzing over mijn lachen, de volgende zin in de openingslezing van Atte Jongstra bij de tentoonstelling 'Paden naar het Paradijs'
http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2013/09/15/paden-naar-het-paradijs in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede.
'De neo-wetenschap neemt humor doodernstig en lacht als het serieus wordt.'
We gaan er 's middags naar toe.
Hieronder volgt de hele lezing van Atte Jongstra:
Dames en heren,
Over Walhalla, Hemel, Eeuwige Jachtvelden, Nirvana, etcetera, heeft de mens gedroomd sinds hij bestaat. Niemand kon zich voorstellen dat het leven zo maar ophoudt. Er moest een Koninkrijk zijn dat kome. Ik noem dat Koninkrijk ‘Paradijs’. Walhalla zou te heidens zijn. Eeuwige Jachtvelden is te jongensboekachtig, Nirvana geurt naar goeroe, Hemel stinkt naar twintig eeuwen katholieke corruptie, index en verbranding van anders-papen en niet-papen.
Paradijs dus. Daar gaat het straks gebeuren als ons vlees eenmaal van de botten los is. Wat gaat daar gebeuren? Royale dingen, vast. Waar? We weten het niet. Over het paradijs weten we heel weinig.
In de Bijbel staan een paar regels over het paradijs. Niet veel. Hoofdstuk 1, Genesis geheten. Men moet ergens beginnen en de schrijver debiteert de eerste beste waarheid die hem te binnen schiet. Voor een auteur die aan hoofdstuk 1 van een dik boek begint is ‘In den beginne was er niets’ een waarheid als een koe. Meteen daarna steekt hij de handen uit de mouwen en denkt: ‘In den beginne was het woord.’ Daar kun je wat mee.
Genesis 1. Het gaat hier over de schepping. De woorden ‘Licht’, ‘Dag’, ‘Nacht worden uitgesproken, en plop: meteen is het er allemaal. Zoals er niets was toen het woord ‘Niets’ werd uitgesproken. Ik zeg dat er bij, omdat wel eens wordt vergeten dat niets óók bestaat.
In Genesis wordt vervolgens nog veel gecreëerd. Een enorme inventaris aan overbodigheden. Je denkt wel eens: God, was dat nu allemaal l nodig? Nu ja, God sprak en plop, het volgende was er al weer. Anonieme creaties. Naamloze dieren des velds, vogels, vissen, levendbarenden. Bewegers met vinnen, vleugels, poten, snuiten, zuignappen, haar, schubben. Natte gevallen, droge dingen die zich alleen met het oog op het eveneens geschapen ongedierte nat willen maken.
Ik denk dat de Here God dacht: ‘Jezus, ik ben het overzicht kwijt.’ Maar hij was ijdel genoeg om ook zichzelf in Zijn Schepping te willen herkennen. Hij schiep dus een hulpje. Boetseerwerk uit rode klei, even in de oven en klaar. Dat was Adam.
‘Als jij nou eens…’ suggereerde God.
‘Jaja,’ zuchtte Adam. Geen jongen die overliep van ijver. ‘Ik doe het wel.’ Adam ging alle andere schepselen namen geven. Laten we even aannemen dat dit zich afspeelde in de bakermat van de Bijbelse mensheid. Mesopotamië. Rivierenland. Eufraat, Tigris, dat werk. Daar ziet Adam een ijsbeer voorbij komen. ‘Jij moet ijsbeer zijn,’ zegt hij. De ijsbeer denkt: wonderlijk, wat weet die gast nou van ijs! Maar hij moet het er maar mee doen. Er staat bovendien nog een rij achter hem, miljoenen dieren die ook wel eens willen weten hoe ze heten. Zo krijgen in dat Mesopotamische rivierenland, mijlenver van zeegebied, alle dieren een naam. Kabeljauw, Jan van Gent, papegaaiduiker, zeehond, walvis, vogelbekdier, eland, dinosaurus…
Het valt te betwijfelen of Adam inderdaad de dinosaurus een naam heeft gegeven. Dat deze heeft bestaan is zeker. Maar het past niet in het sprookje dat Bijbel heet. De Bijbel – en daarmee de Schepping tot en met de Jongste Dag - is een cyclisch fabeltje. Opkomst: zie ondergang. Zoiets. Een beeldspraak. Dat er in latere hoofdstukken zoveel geschiedenis in is verwerkt maakt het echter moeilijk zoiets voortdurend in de gaten te houden. Daarom nemen zoveel lezers de Bijbel letterlijk. Ook het paradijs zoals dat in de Bijbel wordt beschreven. Ideale tuin met twee mensen er in. Twee ja. Want toen God er eenmaal een halfkloon van zichzelf in de wereld had gezet, getiteld ‘De mens Adam’, begreep Hij ook wel dat dit op zich niet erg vruchtbaar was. Er moest een vrouw bij. Adam mocht daar trouwens best iets voor inleveren, vond God. Hij besloot dat er een rib moest worden afgestaan. Dat deed Adam. Toen hij sliep trouwens, veel vrijwilligheid zat er niet aan. Goed. Wordt Adam wakker, ziet hij Eva naast zich zitten. Hij vraagt: wat is dit voor wezen?
Ik weet niet hoe het met u staat, heren. Mijn ervaring is: een man moet altijd even aan een vrouw wennen. En voor u dames: andersom schijnt dit ook zo te zijn. Even aan een man wennen. Velen van ons slagen daar trouwens redelijk in. Als het niet de eerste is dan wel de derde.
Mooi. Daar staan ze dan. Adam en Eva. De eerste mensen. Fijne natuur om hen heen. Paradijselijke omgeving. Bijzondere struiken, en bomen bij bosjes. Daarin vallen twee bijzondere exemplaren op. De boom der Kennis, en de boom des Levens. Uit wat er dan gebeurt moeten we afleiden dat God de regie inderdaad een beetje kwijt is. Het appeleten waar Adam en Eva zich aan bezondigen is toch echt Zijn bedoeling niet. Die appel hangt aan de Boom der Kennis, nu weet dat stel net zoveel als God zelf! Als ze nou ook nog aan de Levensboom gaan zitten zijn ze net zo machtig als Hij zelf! God weet dus niet hoe snel hij Adam en Eva het paradijs uit moet jagen. Opgesodemieterd!
Tot zover het paradijs in de Bijbel, we lezen er verder in het hele boek niks meer over.
Dit hele paradijssprookje speelt op aarde. Het gaat dus om het aards paradijs. Daar komt het hele nageslacht van de Adamsfamilie – tot en met u en ik – bij leven niet meer terecht. Dat heeft het eerste mensenpaar met hun appelsnoepen – schoon Vader ‘t hen verbood – mooi verprutst. Maar ik zei al: toch dromen we van het paradijs. We kunnen het niet laten. Als we er bij leven niet heen kunnen, dan maar na de dood. Hebben we dan ook nog iets om van te genieten.
Dromen van een toekomstig paradijs. Elke nacht ziet het er weer anders uit, elke dag als het dagdromen betreft. Het beeld wisselt sterk. We zouden er alvast een kijkje willen nemen. Opmerkelijk! De achttiende-eeuwse Zweed Emanuel Swedenborg heeft dat ook daadwerkelijk gedaan. Swedenborg was niet de eerste de beste. Hij studeerde latijn, grieks, hebreeuws, fysica en astronomie, werd boekbinder en muziekinstrumentenmaker. Dan had hij nog hobby’s: kosmologie, anatomie, fysiologie, politiek, economie, metallurgie, mineralogie, geologie, scheikunde, godsdienst, esoterie en mystiek. Hij bestudeerde de hersenen en de endocriene klieren, ontwierp vliegtuigen, duikboten, wapens en luchtpompen. Tenslotte probeerde Swedenborg een rationele verklaring te vinden voor de werking van de ziel. Dat uitgerekend hij toegang kreeg tot het paradijs verbaast ons niets.
Swedenborg veronderstelt dat de mens niet helemaal immaterieel wordt bij de overgang naar het eeuwige leven. Hij vertelt dat de mens mens blijft in het paradijs, de man man, de vrouw vrouw. Dat klinkt tastbaar, zeker als seks ook tot de mogelijkheden blijkt te behoren. Swedenborg vertelt dat hij het Paradijs betreedt door een hoge poort, gemaakt van gevlochten boomtakken en jonge loten. Langs slingerpaden krijgt hij een rondleiding door wat hij ‘het Paradijs, de eerste toegang tot de Hemel’ noemt. Dit is de verblijfplaats van diegenen die in hun aardse bestaan meenden dat de hele Hemel één paradijs is. Een oord waar men niks hoeft uit te voeren dan alleen de ‘adem der verrukkingen in te zuigen, over rozeblaadjes wandelen, en de heerlijkste drinkgelagen te houden’. Het is überdik genieten geblazen: tuinbouw, wijnmakerij, zangkunst, waterbouw, sport, spel, noem maar op. Tot het je de strot uitkomt. Hij vertelt:
Ik zag een ontzaglijke menigte van grijsaards, jongemannen, knapen, vrouwen en meisjes, in groepen van tien bij tien op rozenbedden gezeten bezig met kransenvlechten.
Elders was men doende vruchten van de bomen te plukken en die in korven naar hun kameraden te dragen. Elders perste men druiven, kersen, en bessen in bekers, er werden zoete oden aangeheven om de anderen te plezieren, het water uit verschillende bronnen werden in goten afgeleid, men wandelde, keuvelde, en schertste, rende, maakte muziek en danste.
Swedenborg ziet een groepje mensen, die onder olijf-, sinaasappel-, en citroenbomen luid zitten te weeklagen.
‘Waarom zo neerslachtig?’
Men blijkt overvoerd door alle vreugde.
‘Na drie dagen begin je af te stompen. Noem dat maar eens eeuwige gelukzaligheid.’
Ze waren dus gaan zoeken of er niet meer is dan één Paradijs, maar ontdekten dat ze zich in een uitgestrekt labyrint bevonden. Je wilt er uit, maar komt er langer hoe dieper in.
‘We zijn maar op dit rozenbed gaan zitten, maar hoe langer we hier naar die zee van olijven, druiven, sinaasappels en citroenen kijken hoe depressiever we worden.’
Swedenborgs leidsman neemt de hele klaagclub mee naar de uitgang van dit deel-Paradijs, en vertelt iets over de principes in het Hiernamaals.
‘De eeuwige gelukzaligheid bestaat niet alleen in uitwendige paradijselijke verrukkingen, er moeten tegelijkertijd inwendige verrukkingen zijn. We hoeven het lichamelijke echt niet te vergeten, maar de geest moet er bij. Jullie hebben paradijselijke dingen gezien, maar het Paradijs wordt alleen maar Hemels als er een huwelijk plaatsvindt tussen liefde en wijsheid.’ Ze mogen de eerste tuin uit, maar is het elders beter? Er wacht hen een heel corvee onder toezicht van priesters, die de nieuwkomers in een tempel brengen waar ze moeten bidden, galmen, en predicaties opzeggen. Het is er stampvol, de meeste aanwezigen slapen. Wie wakker is gaapt of zucht aan één stuk.
Een gezellige boel. Willen we daar wel heen, naar zo’n paradijs? We moeten ons realiseren dat Swedenborg maar één veldwerker is, een breed onderzoek kunnen we zijn persoonlijke onderneming niet noemen. Daarbij: wat hij ons ook probeert wijs te maken, we zijn hardnekkige optimisten als het om het paradijs gaat. We blijven doordromen.
*
Dames en heren, wij zijn hier genoeglijk en plechtig bijeen om te vieren dat de tentoonstelling Paden naar het paradijs op een haar na geopend is. Nog krap twee dagen en het is zo ver. De kortste samenvatting van mijn expositie is deze: waar komen we vandaan, hoe gaan we er naar toe, en wat is er in het paradijs als we er eenmaal zijn?
Paden naar het paradijs is een baanbrekende expositie, een neo-tentoonstelling. Hij is namelijk gebouwd op de fundamenten van de neo-wetenschap. Wat zijn die fundamenten? Ik noem u een paar essentiële aspecten. De neo-wetenschap neemt humor doodernstig, en lacht als het serieus wordt. De neo-wetenschap ontwikkelt theorieën over niet-bestaande problemen, en kijkt op een andere manier aan tegen wel bestaande kwesties. U mag zich daar studieonderwerpen bij voorstellen als de zijwindgevoeligheid van de optelsom, of de oppervlakte van God. Ook het paradijs is een brandpunt van neo-wetenschappelijke aandacht. Om bij het laatste te blijven… Ik noemde de vraag: hoe komen we in het paradijs? De neo-wetenschapper stelt zich dat letterlijk voor, en organiseert onmiddellijk een verkeersbureau. De voordelen van vervoer per luchtsigaar of per luchtfiets worden zorgvuldig afgewogen. Wellicht kan ook de neo-wetenschappelijke Drentse Raketclub een duit in het zakje doen, Dienst Hemelvaart wordt eveneens ingeschakeld. Zo hebben vele neo-wetenschappelijke genootschappen, verenigingen, bureaus, liga’s, faculteiten en subfaculteiten van de Academie voor Neo-Wetenschappen suggesties gedaan in verband met de keuze van kunstwerken in de afdeling Verkeersbureau die u zo dadelijk gaat zien.
Een andere vraag geldt de hygiënische aspecten van de paradijsganger. Als ik u vertel welke neo-wetenschappelijke organisaties daar bij betrokken zijn, krijgt u een indruk hoe grondig en uitgebreid de voorbereidingen van Paden naar het paradijs zijn geweest. Hier komen ze. Maar liefst drie Okselgenootschappen werden in het leven geroepen (sedert 2011 gefuseerd), alsmede de Geurvretersliga en de Anti Roos-Vereniging, in 2012 gefuseerd met het Algemeen Hygiënisch Verband, sinds januari 2013 eenvoudigweg Hygiënebureau genoemd. Alles uitgaande van deze ene stelling: ‘Naar de eeuwigheid vertrekt men lekker fris’. Langdurige beraadslagingen hebben uiteindelijk geresulteerd in de bewassingsopstelling die u in een van de museumzalen aantreft.
Hetzelfde organisatietype geldt voor alle afdelingen, alsmede voor het geheel. Tot en met de glossy die u straks bij de uitgang van Paden naar het paradijs vindt kreeg het nihil obstat – de verklaring van ‘geen bezwaar’ – vanwege de Obstakeldienst van de Academie voor Neo-Wetenschappen.
U begrijpt dat een dergelijke grondige aanpak een heel andere inrichting teweeg brengt dan de manier waarop de vaste collectie van Rijksmuseum Twenthe jarenlang is tentoongesteld. Paden naar het paradijs maakte ook mogelijk dat werken die tientallen jaren in depot hebben gezucht eindelijk weer op zaal te zien zijn, omdat de neo-wetenschap dit noodzakelijk achtte. Waarom? Omdat ze in de theorie pasten, en bijdragen aan die ene grote redenering die Paden naar het paradijs is. Wat die redenering dan is? Misschien wel dat we er nooit uitkomen wat het paradijs is, en er dus ook nooit helemaal áánkomen. Paden naar het paradijs is een optelsom van gedachten over paradijsmogelijkheden en de mogelijke wegen er naartoe. Waarover de bezoekers van de tentoonstelling worden uitgenodigd zelf - en zelfstandig - verder te fantaseren.
Uiteraard doet zich in dat fantaseren ook de mogelijkheid voor dat de paden naar het paradijs doodlopen. Dit wordt gesuggereerd in de afdeling Houtweg. Deze afdeling in een van de eerste zalen is uitgegaan van de gedachte van neo-wetenschapper Multatuli, die schreef: ‘Er leidt maar één weg ten hemel, en dat is Golgotha.’ Golgotha, Kruishout. Het gaat om de Houtweg dus, Holzweg in het Duits. Robert Junius wijdt hier in zijn bijdrage aan de glossy Paradijs! uitgebreide beschouwingen aan. Een aantal exemplaren werd met het oog op pr rondgezonden in den lande, en de eerste ingezonden brief is al binnen. De Amsterdamse godsdienstfilosoof Van der Hoeven schreef ons op 2 september:
Hartelijke dank voor het toesturen van de mooie uitgave van Paradijs! dat ik vol interesse lees en bekijk. Bij het Hout-artikel van Robert Junius wil ik toch een kleine opmerking maken. Het gaat om de betekenis van het Duitse woord Holzweg. Dat is een pad dat in het bos gekapt is, om de gekapte bomen af te kunnen voeren. Die weg loopt dood waar men het bos aan het kappen is. Het is een doodlopende weg. Auf dem Holzweg sein betekent dan ook je vergissen, een doodlopende weg begaan. Een Holzweg is een Irrweg. Ik hoop dat de schrijver zich van deze betekenis bewust is.
De weg van het Kruis en de weg naar het paradijs is zeker geen Holzweg.
Dr. Van der Hoeven zij dank. De Academie voor Neo-Wetenschappen heeft de Werkgroep Wegdek opgedragen onmiddellijk theoretisch onderzoek te doen.
Ik had het over voorbereidingen. De vaste opstelling zoals Rijksmuseum Twenthe die jaren heeft gekend is er voor omgegooid. Zoiets veroorzaakt uiteraard een schok in de gemeenschap van Enschede, een stad die de nodige branden en ontploffingen achter zich heeft. Ook op dat stuk zijn er activiteiten georganiseerd, vergelijkbaar met de Stichting Correlatie maar dan preventief. De Ladderliga Benelux gaf demonstraties met haar Jacobsladder, zoals u weet een bekende verbinding tussen aarde en eeuwigheid. De Neo-propagandacommissie organiseerde een landdag om de mensen in de Twentse regio voor te bereiden. In parken verschenen zeepkisten met een neo-spreker er op, door middel van voorlichtingsbijeenkomsten, informatieavonden, hagepreken, flyers, reclameboodschappen op internet, radio en tv werd Enschede tot in haar wijdste omtrekken doordesemd met de gedachte: de vaste opstelling van Rijksmuseum Twenthe gaat naar haar grootje, and for good reason. Want boven de neo-wetenschappelijke ordening, dames en heren, daarboven gaat er niets. Het is immers ordening, én neo-wetenschappelijk. Need I say more?
Wellicht hebt u in verband met Paden naar het paradijs de bemoedigende spreuk gehoord: ‘Klompen aan en gaan!’ Inderdaad: we gaan er voor. Maar waarom op klompen? Onderzoek – ik hoef u langzaamaan niet meer te vertellen welk type wetenschappelijk onderzoek dat is… Onderzoek heeft uitgewezen dat men in het paradijs barrevoets gaat. Men doet de klompen voor de paradijsdeur uit, net als alle schoeisel. Dat de zinspreuk ‘Klompen aan, en gaan!’ toch is uitverkoren als motto voor Paden naar het paradijs heeft met Barneveld te maken.
Barneveld, zult u denken. Zwarte kousen-Nederland. En dan toch klompen? Jazeker.
Nederland wandelt graag over gras. Het Nationaal Wandelgenootschap heeft een netwerk van graslooproutes aangelegd, die men ‘Klompenpaden’ noemt. En uitgerekend te Barneveld begint de klompenwandeling die ‘Paradijspad’ wordt genoemd.
Paden naar het paradijs, dames en heren. Mocht u hier en daar het overzicht kwijtraken… Dat had God ook. Hij heeft het niettemin zo mooi geregeld dat wij stervelingen over het paradijs blijven nadenken.
Ik wens u een aangename wandeling.
Dank u.
http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2013/09/15/paden-naar-het-paradijs in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede.
'De neo-wetenschap neemt humor doodernstig en lacht als het serieus wordt.'
We gaan er 's middags naar toe.
Hieronder volgt de hele lezing van Atte Jongstra:
Dames en heren,
Over Walhalla, Hemel, Eeuwige Jachtvelden, Nirvana, etcetera, heeft de mens gedroomd sinds hij bestaat. Niemand kon zich voorstellen dat het leven zo maar ophoudt. Er moest een Koninkrijk zijn dat kome. Ik noem dat Koninkrijk ‘Paradijs’. Walhalla zou te heidens zijn. Eeuwige Jachtvelden is te jongensboekachtig, Nirvana geurt naar goeroe, Hemel stinkt naar twintig eeuwen katholieke corruptie, index en verbranding van anders-papen en niet-papen.
Paradijs dus. Daar gaat het straks gebeuren als ons vlees eenmaal van de botten los is. Wat gaat daar gebeuren? Royale dingen, vast. Waar? We weten het niet. Over het paradijs weten we heel weinig.
In de Bijbel staan een paar regels over het paradijs. Niet veel. Hoofdstuk 1, Genesis geheten. Men moet ergens beginnen en de schrijver debiteert de eerste beste waarheid die hem te binnen schiet. Voor een auteur die aan hoofdstuk 1 van een dik boek begint is ‘In den beginne was er niets’ een waarheid als een koe. Meteen daarna steekt hij de handen uit de mouwen en denkt: ‘In den beginne was het woord.’ Daar kun je wat mee.
Genesis 1. Het gaat hier over de schepping. De woorden ‘Licht’, ‘Dag’, ‘Nacht worden uitgesproken, en plop: meteen is het er allemaal. Zoals er niets was toen het woord ‘Niets’ werd uitgesproken. Ik zeg dat er bij, omdat wel eens wordt vergeten dat niets óók bestaat.
In Genesis wordt vervolgens nog veel gecreëerd. Een enorme inventaris aan overbodigheden. Je denkt wel eens: God, was dat nu allemaal l nodig? Nu ja, God sprak en plop, het volgende was er al weer. Anonieme creaties. Naamloze dieren des velds, vogels, vissen, levendbarenden. Bewegers met vinnen, vleugels, poten, snuiten, zuignappen, haar, schubben. Natte gevallen, droge dingen die zich alleen met het oog op het eveneens geschapen ongedierte nat willen maken.
Ik denk dat de Here God dacht: ‘Jezus, ik ben het overzicht kwijt.’ Maar hij was ijdel genoeg om ook zichzelf in Zijn Schepping te willen herkennen. Hij schiep dus een hulpje. Boetseerwerk uit rode klei, even in de oven en klaar. Dat was Adam.
‘Als jij nou eens…’ suggereerde God.
‘Jaja,’ zuchtte Adam. Geen jongen die overliep van ijver. ‘Ik doe het wel.’ Adam ging alle andere schepselen namen geven. Laten we even aannemen dat dit zich afspeelde in de bakermat van de Bijbelse mensheid. Mesopotamië. Rivierenland. Eufraat, Tigris, dat werk. Daar ziet Adam een ijsbeer voorbij komen. ‘Jij moet ijsbeer zijn,’ zegt hij. De ijsbeer denkt: wonderlijk, wat weet die gast nou van ijs! Maar hij moet het er maar mee doen. Er staat bovendien nog een rij achter hem, miljoenen dieren die ook wel eens willen weten hoe ze heten. Zo krijgen in dat Mesopotamische rivierenland, mijlenver van zeegebied, alle dieren een naam. Kabeljauw, Jan van Gent, papegaaiduiker, zeehond, walvis, vogelbekdier, eland, dinosaurus…
Het valt te betwijfelen of Adam inderdaad de dinosaurus een naam heeft gegeven. Dat deze heeft bestaan is zeker. Maar het past niet in het sprookje dat Bijbel heet. De Bijbel – en daarmee de Schepping tot en met de Jongste Dag - is een cyclisch fabeltje. Opkomst: zie ondergang. Zoiets. Een beeldspraak. Dat er in latere hoofdstukken zoveel geschiedenis in is verwerkt maakt het echter moeilijk zoiets voortdurend in de gaten te houden. Daarom nemen zoveel lezers de Bijbel letterlijk. Ook het paradijs zoals dat in de Bijbel wordt beschreven. Ideale tuin met twee mensen er in. Twee ja. Want toen God er eenmaal een halfkloon van zichzelf in de wereld had gezet, getiteld ‘De mens Adam’, begreep Hij ook wel dat dit op zich niet erg vruchtbaar was. Er moest een vrouw bij. Adam mocht daar trouwens best iets voor inleveren, vond God. Hij besloot dat er een rib moest worden afgestaan. Dat deed Adam. Toen hij sliep trouwens, veel vrijwilligheid zat er niet aan. Goed. Wordt Adam wakker, ziet hij Eva naast zich zitten. Hij vraagt: wat is dit voor wezen?
Ik weet niet hoe het met u staat, heren. Mijn ervaring is: een man moet altijd even aan een vrouw wennen. En voor u dames: andersom schijnt dit ook zo te zijn. Even aan een man wennen. Velen van ons slagen daar trouwens redelijk in. Als het niet de eerste is dan wel de derde.
Mooi. Daar staan ze dan. Adam en Eva. De eerste mensen. Fijne natuur om hen heen. Paradijselijke omgeving. Bijzondere struiken, en bomen bij bosjes. Daarin vallen twee bijzondere exemplaren op. De boom der Kennis, en de boom des Levens. Uit wat er dan gebeurt moeten we afleiden dat God de regie inderdaad een beetje kwijt is. Het appeleten waar Adam en Eva zich aan bezondigen is toch echt Zijn bedoeling niet. Die appel hangt aan de Boom der Kennis, nu weet dat stel net zoveel als God zelf! Als ze nou ook nog aan de Levensboom gaan zitten zijn ze net zo machtig als Hij zelf! God weet dus niet hoe snel hij Adam en Eva het paradijs uit moet jagen. Opgesodemieterd!
Tot zover het paradijs in de Bijbel, we lezen er verder in het hele boek niks meer over.
Dit hele paradijssprookje speelt op aarde. Het gaat dus om het aards paradijs. Daar komt het hele nageslacht van de Adamsfamilie – tot en met u en ik – bij leven niet meer terecht. Dat heeft het eerste mensenpaar met hun appelsnoepen – schoon Vader ‘t hen verbood – mooi verprutst. Maar ik zei al: toch dromen we van het paradijs. We kunnen het niet laten. Als we er bij leven niet heen kunnen, dan maar na de dood. Hebben we dan ook nog iets om van te genieten.
Dromen van een toekomstig paradijs. Elke nacht ziet het er weer anders uit, elke dag als het dagdromen betreft. Het beeld wisselt sterk. We zouden er alvast een kijkje willen nemen. Opmerkelijk! De achttiende-eeuwse Zweed Emanuel Swedenborg heeft dat ook daadwerkelijk gedaan. Swedenborg was niet de eerste de beste. Hij studeerde latijn, grieks, hebreeuws, fysica en astronomie, werd boekbinder en muziekinstrumentenmaker. Dan had hij nog hobby’s: kosmologie, anatomie, fysiologie, politiek, economie, metallurgie, mineralogie, geologie, scheikunde, godsdienst, esoterie en mystiek. Hij bestudeerde de hersenen en de endocriene klieren, ontwierp vliegtuigen, duikboten, wapens en luchtpompen. Tenslotte probeerde Swedenborg een rationele verklaring te vinden voor de werking van de ziel. Dat uitgerekend hij toegang kreeg tot het paradijs verbaast ons niets.
Swedenborg veronderstelt dat de mens niet helemaal immaterieel wordt bij de overgang naar het eeuwige leven. Hij vertelt dat de mens mens blijft in het paradijs, de man man, de vrouw vrouw. Dat klinkt tastbaar, zeker als seks ook tot de mogelijkheden blijkt te behoren. Swedenborg vertelt dat hij het Paradijs betreedt door een hoge poort, gemaakt van gevlochten boomtakken en jonge loten. Langs slingerpaden krijgt hij een rondleiding door wat hij ‘het Paradijs, de eerste toegang tot de Hemel’ noemt. Dit is de verblijfplaats van diegenen die in hun aardse bestaan meenden dat de hele Hemel één paradijs is. Een oord waar men niks hoeft uit te voeren dan alleen de ‘adem der verrukkingen in te zuigen, over rozeblaadjes wandelen, en de heerlijkste drinkgelagen te houden’. Het is überdik genieten geblazen: tuinbouw, wijnmakerij, zangkunst, waterbouw, sport, spel, noem maar op. Tot het je de strot uitkomt. Hij vertelt:
Ik zag een ontzaglijke menigte van grijsaards, jongemannen, knapen, vrouwen en meisjes, in groepen van tien bij tien op rozenbedden gezeten bezig met kransenvlechten.
Elders was men doende vruchten van de bomen te plukken en die in korven naar hun kameraden te dragen. Elders perste men druiven, kersen, en bessen in bekers, er werden zoete oden aangeheven om de anderen te plezieren, het water uit verschillende bronnen werden in goten afgeleid, men wandelde, keuvelde, en schertste, rende, maakte muziek en danste.
Swedenborg ziet een groepje mensen, die onder olijf-, sinaasappel-, en citroenbomen luid zitten te weeklagen.
‘Waarom zo neerslachtig?’
Men blijkt overvoerd door alle vreugde.
‘Na drie dagen begin je af te stompen. Noem dat maar eens eeuwige gelukzaligheid.’
Ze waren dus gaan zoeken of er niet meer is dan één Paradijs, maar ontdekten dat ze zich in een uitgestrekt labyrint bevonden. Je wilt er uit, maar komt er langer hoe dieper in.
‘We zijn maar op dit rozenbed gaan zitten, maar hoe langer we hier naar die zee van olijven, druiven, sinaasappels en citroenen kijken hoe depressiever we worden.’
Swedenborgs leidsman neemt de hele klaagclub mee naar de uitgang van dit deel-Paradijs, en vertelt iets over de principes in het Hiernamaals.
‘De eeuwige gelukzaligheid bestaat niet alleen in uitwendige paradijselijke verrukkingen, er moeten tegelijkertijd inwendige verrukkingen zijn. We hoeven het lichamelijke echt niet te vergeten, maar de geest moet er bij. Jullie hebben paradijselijke dingen gezien, maar het Paradijs wordt alleen maar Hemels als er een huwelijk plaatsvindt tussen liefde en wijsheid.’ Ze mogen de eerste tuin uit, maar is het elders beter? Er wacht hen een heel corvee onder toezicht van priesters, die de nieuwkomers in een tempel brengen waar ze moeten bidden, galmen, en predicaties opzeggen. Het is er stampvol, de meeste aanwezigen slapen. Wie wakker is gaapt of zucht aan één stuk.
Een gezellige boel. Willen we daar wel heen, naar zo’n paradijs? We moeten ons realiseren dat Swedenborg maar één veldwerker is, een breed onderzoek kunnen we zijn persoonlijke onderneming niet noemen. Daarbij: wat hij ons ook probeert wijs te maken, we zijn hardnekkige optimisten als het om het paradijs gaat. We blijven doordromen.
*
Dames en heren, wij zijn hier genoeglijk en plechtig bijeen om te vieren dat de tentoonstelling Paden naar het paradijs op een haar na geopend is. Nog krap twee dagen en het is zo ver. De kortste samenvatting van mijn expositie is deze: waar komen we vandaan, hoe gaan we er naar toe, en wat is er in het paradijs als we er eenmaal zijn?
Paden naar het paradijs is een baanbrekende expositie, een neo-tentoonstelling. Hij is namelijk gebouwd op de fundamenten van de neo-wetenschap. Wat zijn die fundamenten? Ik noem u een paar essentiële aspecten. De neo-wetenschap neemt humor doodernstig, en lacht als het serieus wordt. De neo-wetenschap ontwikkelt theorieën over niet-bestaande problemen, en kijkt op een andere manier aan tegen wel bestaande kwesties. U mag zich daar studieonderwerpen bij voorstellen als de zijwindgevoeligheid van de optelsom, of de oppervlakte van God. Ook het paradijs is een brandpunt van neo-wetenschappelijke aandacht. Om bij het laatste te blijven… Ik noemde de vraag: hoe komen we in het paradijs? De neo-wetenschapper stelt zich dat letterlijk voor, en organiseert onmiddellijk een verkeersbureau. De voordelen van vervoer per luchtsigaar of per luchtfiets worden zorgvuldig afgewogen. Wellicht kan ook de neo-wetenschappelijke Drentse Raketclub een duit in het zakje doen, Dienst Hemelvaart wordt eveneens ingeschakeld. Zo hebben vele neo-wetenschappelijke genootschappen, verenigingen, bureaus, liga’s, faculteiten en subfaculteiten van de Academie voor Neo-Wetenschappen suggesties gedaan in verband met de keuze van kunstwerken in de afdeling Verkeersbureau die u zo dadelijk gaat zien.
Een andere vraag geldt de hygiënische aspecten van de paradijsganger. Als ik u vertel welke neo-wetenschappelijke organisaties daar bij betrokken zijn, krijgt u een indruk hoe grondig en uitgebreid de voorbereidingen van Paden naar het paradijs zijn geweest. Hier komen ze. Maar liefst drie Okselgenootschappen werden in het leven geroepen (sedert 2011 gefuseerd), alsmede de Geurvretersliga en de Anti Roos-Vereniging, in 2012 gefuseerd met het Algemeen Hygiënisch Verband, sinds januari 2013 eenvoudigweg Hygiënebureau genoemd. Alles uitgaande van deze ene stelling: ‘Naar de eeuwigheid vertrekt men lekker fris’. Langdurige beraadslagingen hebben uiteindelijk geresulteerd in de bewassingsopstelling die u in een van de museumzalen aantreft.
Hetzelfde organisatietype geldt voor alle afdelingen, alsmede voor het geheel. Tot en met de glossy die u straks bij de uitgang van Paden naar het paradijs vindt kreeg het nihil obstat – de verklaring van ‘geen bezwaar’ – vanwege de Obstakeldienst van de Academie voor Neo-Wetenschappen.
U begrijpt dat een dergelijke grondige aanpak een heel andere inrichting teweeg brengt dan de manier waarop de vaste collectie van Rijksmuseum Twenthe jarenlang is tentoongesteld. Paden naar het paradijs maakte ook mogelijk dat werken die tientallen jaren in depot hebben gezucht eindelijk weer op zaal te zien zijn, omdat de neo-wetenschap dit noodzakelijk achtte. Waarom? Omdat ze in de theorie pasten, en bijdragen aan die ene grote redenering die Paden naar het paradijs is. Wat die redenering dan is? Misschien wel dat we er nooit uitkomen wat het paradijs is, en er dus ook nooit helemaal áánkomen. Paden naar het paradijs is een optelsom van gedachten over paradijsmogelijkheden en de mogelijke wegen er naartoe. Waarover de bezoekers van de tentoonstelling worden uitgenodigd zelf - en zelfstandig - verder te fantaseren.
Uiteraard doet zich in dat fantaseren ook de mogelijkheid voor dat de paden naar het paradijs doodlopen. Dit wordt gesuggereerd in de afdeling Houtweg. Deze afdeling in een van de eerste zalen is uitgegaan van de gedachte van neo-wetenschapper Multatuli, die schreef: ‘Er leidt maar één weg ten hemel, en dat is Golgotha.’ Golgotha, Kruishout. Het gaat om de Houtweg dus, Holzweg in het Duits. Robert Junius wijdt hier in zijn bijdrage aan de glossy Paradijs! uitgebreide beschouwingen aan. Een aantal exemplaren werd met het oog op pr rondgezonden in den lande, en de eerste ingezonden brief is al binnen. De Amsterdamse godsdienstfilosoof Van der Hoeven schreef ons op 2 september:
Hartelijke dank voor het toesturen van de mooie uitgave van Paradijs! dat ik vol interesse lees en bekijk. Bij het Hout-artikel van Robert Junius wil ik toch een kleine opmerking maken. Het gaat om de betekenis van het Duitse woord Holzweg. Dat is een pad dat in het bos gekapt is, om de gekapte bomen af te kunnen voeren. Die weg loopt dood waar men het bos aan het kappen is. Het is een doodlopende weg. Auf dem Holzweg sein betekent dan ook je vergissen, een doodlopende weg begaan. Een Holzweg is een Irrweg. Ik hoop dat de schrijver zich van deze betekenis bewust is.
De weg van het Kruis en de weg naar het paradijs is zeker geen Holzweg.
Dr. Van der Hoeven zij dank. De Academie voor Neo-Wetenschappen heeft de Werkgroep Wegdek opgedragen onmiddellijk theoretisch onderzoek te doen.
Ik had het over voorbereidingen. De vaste opstelling zoals Rijksmuseum Twenthe die jaren heeft gekend is er voor omgegooid. Zoiets veroorzaakt uiteraard een schok in de gemeenschap van Enschede, een stad die de nodige branden en ontploffingen achter zich heeft. Ook op dat stuk zijn er activiteiten georganiseerd, vergelijkbaar met de Stichting Correlatie maar dan preventief. De Ladderliga Benelux gaf demonstraties met haar Jacobsladder, zoals u weet een bekende verbinding tussen aarde en eeuwigheid. De Neo-propagandacommissie organiseerde een landdag om de mensen in de Twentse regio voor te bereiden. In parken verschenen zeepkisten met een neo-spreker er op, door middel van voorlichtingsbijeenkomsten, informatieavonden, hagepreken, flyers, reclameboodschappen op internet, radio en tv werd Enschede tot in haar wijdste omtrekken doordesemd met de gedachte: de vaste opstelling van Rijksmuseum Twenthe gaat naar haar grootje, and for good reason. Want boven de neo-wetenschappelijke ordening, dames en heren, daarboven gaat er niets. Het is immers ordening, én neo-wetenschappelijk. Need I say more?
Wellicht hebt u in verband met Paden naar het paradijs de bemoedigende spreuk gehoord: ‘Klompen aan en gaan!’ Inderdaad: we gaan er voor. Maar waarom op klompen? Onderzoek – ik hoef u langzaamaan niet meer te vertellen welk type wetenschappelijk onderzoek dat is… Onderzoek heeft uitgewezen dat men in het paradijs barrevoets gaat. Men doet de klompen voor de paradijsdeur uit, net als alle schoeisel. Dat de zinspreuk ‘Klompen aan, en gaan!’ toch is uitverkoren als motto voor Paden naar het paradijs heeft met Barneveld te maken.
Barneveld, zult u denken. Zwarte kousen-Nederland. En dan toch klompen? Jazeker.
Nederland wandelt graag over gras. Het Nationaal Wandelgenootschap heeft een netwerk van graslooproutes aangelegd, die men ‘Klompenpaden’ noemt. En uitgerekend te Barneveld begint de klompenwandeling die ‘Paradijspad’ wordt genoemd.
Paden naar het paradijs, dames en heren. Mocht u hier en daar het overzicht kwijtraken… Dat had God ook. Hij heeft het niettemin zo mooi geregeld dat wij stervelingen over het paradijs blijven nadenken.
Ik wens u een aangename wandeling.
Dank u.