En terwijl ik vanmorgen aan het schrijven, aan het dichten ben, hoor ik ineens stemmen voor de deur. Ik open de deur en daar staan twee mannen, van de kerk- en steenuilen groep. De oudste van de twee heeft een tijdschrift over uilen in de hand. Hij vraagt of ze even mogen kijken naar een uilenkast, die hier, in 2000, opgehangen is. Ik vertel dat ik het huis huur en dat ze dat aan de eigenaar mogen vragen en wijs hen diens huis. Hij antwoord dat ze daar al geweest zijn, maar geen antwoord kregen, hetgeen goed mogelijk is natuurlijk. Ik besluit dat kijken geen kwaad kan en loop met hen mee het bos achter het huis in. De kast blijkt er niet meer te hangen. Ik vraag wat maakt dat ze kasten hebben opgehangen? En de oudste van de twee vertelt dat de natuur verandert door de aanwezigheid van de mens en dat uilen daarom kasten nodig hebben.
Weer terug bij het huis, na het aanschouwen van een bloeiende rode meidoorn in het bos, wijst de jongste van de twee, die eruit ziet alsof hij zo is weggelopen van een filmset, me op de vlinder, die op de brievenbus, die geen brievenbus is, want niet open kan, zo had ik eerder al ontdekt, is gaan zitten
Weer terug bij het huis, na het aanschouwen van een bloeiende rode meidoorn in het bos, wijst de jongste van de twee, die eruit ziet alsof hij zo is weggelopen van een filmset, me op de vlinder, die op de brievenbus, die geen brievenbus is, want niet open kan, zo had ik eerder al ontdekt, is gaan zitten
Post vanuit een andere dimensie... ?!
Het blijkt een nachtvlinder, een tandvlinder, de kleine hermelijnvlinder (Furcula furcula), te zijn.
Vanmiddag is de opening van PoëZie in de branding 2017, waar H en ik beide aan deelgenomen hebben en mijn gedicht blijkt geselecteerd